Een Kind is ons geboren (Jesaja 9:5)
Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.
Download preek PDF
TERUG NAAR OVERZICHT ADVENTSPREKEN
Luister preek mp3
Luister online preek Jesaja 9:5 – Kind ons geboren (advent)
Gemeente, de tekst voor de preek kunt u vinden in Jesaja 9:5. Daar lezen we het Woord van God als volgt. In Jesaja 9: 5: Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.
Het thema voor de preek is:
Thema preek: Kind is ons geboren
En we letten op drie aandachtspunten:
1. Het adres van dit bericht
2. De inhoud van dit bericht
3. De namen op dit bericht
Als eerste dus:
1. Kind is ons geboren: het adres
Jongens en meisjes, toen je broertje of zusje geboren werd, weet je nog? Weet je nog, die eerste dagen? Bijzonder was dat, hè? Weet je nog, dat je over de rand van de wieg keek naar je broertje of zusje? En weet je nog van al dat bezoek? Weet je nog dat de zoveel mensen kwamen, die allemaal beschuit met muisjes kregen? Ja, en natuurlijk waren er toen ook die mooie geboortekaartjes. Familie en vrienden, ze kregen allemaal dat prachtig kaartje. Waar zoiets opstond als: de Heere God verblijdde ons met de geboorte van een zoon, we noemen hem…
Niet iedereen kreeg zo’n kaartje, alleen de mensen die een speciaal plekje hadden in het hart van papa en mama: jij, jullie, opa en oma, en natuurlijk ook familie en vrienden.
Jesaja 9: 5 is ook zo’n geboortebericht, wij zouden zeggen zoon geboortekaartje: een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven. Maar naar wie gaat dit geboortebericht? Naar wie wordt dit geboortekaartje gestuurd?
Om dat goed te weten en goed te begrijpen, moeten we wat terugbladeren in het boek van de profeet Jesaja. In Jesaja 7 komen we de goddeloze koning Achaz tegen.
Deze goddeloze koning van Juda, voelt zich bedreigd door zijn buurman, Pekah, de koning van het tienstammenrijk. Want die koning Pekah heeft een verbond gesloten met de koning van Syrië, en samen willen ze Juda (en dus koning Achaz) onder de voet lopen. Maar, zegt de Heere: Achaz, dat zal niet gebeuren. Maar, vertrouw niet op je eigen plannen en op je eigen vrienden. Doe dat niet. Maar stel je vertrouwen op Mij, op God. Maar Achaz wil dat niet. Dat is zijn eer te na. Hij wil het zelf uitzoeken.
En dan geeft de Heere, ongevraagd, een teken aan Achaz. Dit is het teken dat de Heere geeft in Jesaja 7: 14: Ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUEL heten.
Midden in een tijd van oorlog en dreiging, waar de spanning tussen de wereldmachten oploopt, geeft God een teken, een teken van een Kind…En dat niet eenmaal, maar tot viermaal toe in het boek van de profeet Jesaja.
Straks zal het donker en duister zijn. Beginnend in het noorden, bij de stam van Zebulon en Nafthali. Straks zal er bange vrees zijn voor de dreiging van de wereldmachten, maar toch zal God aan Zijn volk denken. Hij blijft ondanks hun ontrouw, toch getrouw. Hij zal zich over Zijn volk ontfermen. Daarom is er, ondanks alle dreiging, een blijde toekomst te verwachten. Want, zo begint Jesaja 9: Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen.
Jesaja kijkt ineens ver over de dreiging uit het noorden heen, en voorziet grote en ongekende blijdschap. De vijand zal verslagen worden, zoals de Midianieten vroeger verslagen zijn door Gideon, met het machtige geluid van 300 bazuinen waardoor de vijand verstrooid werd. Zo zal Christus met de bazuin van het Evangelie het rijk van de duivel verstoren en verbreken. En dan ineens is er weer, ongevraagd het teken van… een Kind. Als het gaat om de verlossing van het immense, schijnbaar onbreekbare rijk van de vijand, laat Jesaja ons opnieuw een… kindergezicht zien, laat Jesaja ons het geboortebericht horen van een Kind: Want een Kind is ons geboren.
Maar, aan wie wordt dit bericht gestuurd? Wij zouden zeggen: Aan wie wordt dit geboortekaartje gestuurd?
Dit geboortebericht wordt gestuurd aan de mensen van Juda, die met koning Achaz vertrouwen op zichzelf en op een eigen plannen. Mensen die van God niet willen weten.
Die ook niet om dit Kind gevraagd hebben, die het niet gezocht hebben. Achaz heeft zelfs een teken geweigerd: ik los het zelf wel op!
Dit bericht wordt gestuurd aan mensen die het niet waard zijn. Want de oorlogen dreigen niet voor niets. Die dreigen omdat zij God verlaten hebben.
Dit bericht wordt gestuurd aan mensen die leven in een stikdonkere nacht vol van dreiging en gevaar.
Jongens en meisjes, denk nog eens even terug: naar wie sturen wij onze geboortekaartjes? Naar mensen die een plekje hebben in het hart van papa en mama.
Kan jij begrijpen, dat de Heere dit geboortebericht stuurt naar mensen die Hem haten? Naar mensen die helemaal niets met Hem te maken willen hebben? Kan je dat begrijpen?
Toch is dat, wat hier gebeurt. Dit bericht ‘een Kind is ons geboren’ is een bericht naar mensen die denken: ik los het zelf wel op, ik wil niets met God te maken hebben.
Het is een bericht naar opstandelingen, naar misdadigers, naar mensen die de Bijbel noemt ‘kinderen des toorns’.
Zie toch, gemeente, het wonderlijke daarvan.
De toorn en het oordeel waaronder wij leven, zou ons kunnen treffen. Dat zou terecht zijn. Het vonnis is over ons uitgesproken, hoewel de voltrekking van dat vonnis tijdelijk uitgesteld is. En nu, in die tijd, in die wachttijd voor de voltrekking van ons doodsvonnis, wordt aan ons dit hemelse geboortebericht gestuurd.
Terwijl u wacht in uw dodencel, terwijl u hardnekkig weigert om een teken te vragen (‘ik los het zelf wel op’), komt ongevraagd dit hemelse bericht tot u, geadresseerd aan zo’n vijand van God: Want een Kind is ons geboren.
Zie toch het wonderlijke daarvan.
Een geboortebericht gestuurd, naar wie? Naar vijanden. Naar mensen die denken: ik regel mijn eigen zaakjes wel, ik los het zelf wel op.
Maar, jongens en meisjes, op een geboortekaartje staat ook altijd een afzender. Wie heeft dit kaartje gestuurd?
Meestal staan daar de naam en het adres van papa en mama.
Wie is de afzender van dit geboortebericht?
Dat is God Zelf. Hoe wonderlijk is dat!
Hoewel wij zo slecht zijn, zo vijandig, en zo afwerend… Hoewel wij steeds weer zeggen: ik wil niet, ik doe het zelf wel. Desondanks heeft Gods liefde Hem bewogen om dit bericht te sturen. Dit bericht aan dode zondaren, aan vijanden.
De Afzender van dit geboortebericht is hij die zegt (terwijl u als een veroordeelde zit in uw dodencel): Ik heb geen lust in uw dood!
De Afzender is hij, van die gezegd is: alzo lief heeft God deze verloren wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.
Dit bericht heeft een adres, een afzender, maar er staat ook iets in. En dat brengt ons bij ons tweede punt:
2. Kind is ons geboren: de inhoud
Dit staat er in dit geboortebericht: want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.
Want, zo begint dit hoofdstuk, er is reden tot blijdschap. Het volk dat in duisternis wandelt (zo staat in vers 1), het volk dat woont in het land van de schaduw van de dood, vanwege hun eigen schuld, heeft reden om vrolijk te zijn.
Want… een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.
Hoort u het goed? Voor Jesaja is het 740 jaar van te voren al levende werkelijkheid. Een Kind is(!) geboren. En toen het geboren werd in de volheid van de tijd, toen zei de engel tegen de herders: ik verkondig u grote blijdschap, want heden is(!) geboren de Zaligmaker.
En nu in 2014 zeggen wij niet: Hij was geboren, maar het is(!) nog steeds werkelijkheid. Ook tegen ons wordt gezegd (en wij zeggen het na): een Kind is(!) ons geboren.
Een Kind is ons geboren. Een mensje van vlees en bloed. En Kindje, zoals jullie ook wel eens een kindje in de wieg hebben zien liggen. Zo lag de Heere Jezus als een klein baby’tje in de kribbe in Bethlehem.
Een Zoon is ons gegeven. De eeuwige Zoon van de Vader, vol van genade en waarheid. De Zoon van God. Van Wie de Vader zei: deze is mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb. God uit God, Licht uit Licht. Geboren, niet gemaakt.
Hij was en is oneindig hoog in majesteit en heerlijkheid, en toch heeft Hij nameloos diep gebogen. Hij is met recht genoemd: Immanuël, God met ons.
Jongens en meisjes, als je (straks) in de kribbe van Bethlehem kijkt, dan zie je een gewone baby. En toch is het tegelijkertijd ook weer geen gewone baby. Hier is de tweede Persoon van het Goddelijke wezen, de eeuwige God, de Zoon van God, bekleed met het lichaam van een mens, geboren als een Kindje.
Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven. En de heerschappij is op Zijn schouder. Dat wil zeggen Hij zal als een herder Zijn kudde, Zijn Kerk leiden en weiden en bewaren van de boze.
Een Kind is ons gegeven, een zoon is ons geboren. Ons… Wie zijn dat, die ons?
Aan de ene kant zijn wij dat allemaal: jullie, u en ik. Paulus zegt in Handelingen 13: Het woord der zaligheid is tot u gezonden. Dit geboortebericht heeft in de eerste plaats een algemeen adres. Het is gestuurd aan iedereen die het Evangelie hoort. Tot ons allemaal komt dit bericht van dit geboren Kind, van deze gegeven Zoon.
Dat betekent niet dat alle mensen zalig worden. Dat God Zijn Zoon geeft in de prediking van het Woord, zoals hier vanmorgen, dat betekent dat iedereen het recht heeft om tot Hem te gaan. Dat iedereen het recht gekregen heeft om van Hem gebruik te maken. Hoe zou u anders veroordeeld worden, als u weigeren zou?
Hij wordt u aangeboden in het Evangelie en u mag tot Hem gaan. Christus wordt u, heel persoonlijk, in het Evangelie aangeboden: vrij, gratis. Die wil, die nemen van het water des levens om niet. En dat aanbod is hartelijk en welgemeend. Maar de vraag is wel: wat doe je ermee? Hoe ga je daarmee om?
Stel, je ligt (in dit vrieskoude weer, terwijl je nauwelijks zwemmen kan) in de IJssel (of ander water). Van de kade gevallen. Je probeert te zwemmen, maar je voelt dat het water van de rivier die mee probeert te nemen. Plotseling staat er iemand op de kant, die roept: hier is een reddingsboei voor je! Je kijkt, terwijl je verkleumde lichaam meegesleurd wordt door het niets ontziende water, en je denkt…: O nee, dat is die man waar ik zo’n hekel aan heb… Hij roept: ik kan, ik wil je redden! Deze reddingsboei zal je zeker kunnen redden van de verdrinkingsdood!
Antwoord?
Nee, laat maar. Ik red mezelf wel.
Dat loopt slecht af.
‘Kon ik daar iets aan doen? Ik was toch gewoon ten dode opgeschreven?’
O ja, is dat wel eerlijk?
Stel, je bent doodziek. De dokter want naast je. Zijn praktijk is geopend. Er hangt een bordje: welkom!
Je zegt: ik geloof niet in die man. Hij kan me toch niet beter maken. Hij kan toch niet waarmaken wat hij beweert over zijn kunde. Ik probeer zelf nog wel wat. En anders leg ik me erbij neer. Er moet gewoon ‘een wonder gebeuren’. Dat loopt slecht af.
Maar (zo zeg je), daar kan een mens toch niks aan doen?
O ja, is dat wel eerlijk?
God moet me bekeren. Daar kan ik zelf toch niets aan doen?
Oh ja, is dat wel eerlijk?
Je zegt: kan ik er dan wel iets aan doen? Wilt u dat soms beweren?
Nee, ik beweer iets anders. Wat ik vanmorgen tegen u zeg is: u doet er wel iets aan. U denkt dat u niets doet. U denkt: hier moet het gebeuren, hier in de kerk. Maar jammer, tot nu toe is er nog nooit iets gebeurd. Kan ik daar iets aan doen? Maar dat is niet waar. Hier gebeurt iedere zondag iets.
Het woord zegt: er is een Kind beschikbaar voor u, een Redder, de Zaligmaker. En u zegt: nee, dank u, ik doe het liever zelf. Een teken vragen van de Heere? Nee, ik regel mijn eigen zaken. Ik red me wel, met m’n eigen plannen, met m’n eigen vrienden. Bedrieg u dan niet met mooi klinkende woorden en goed klinkende excuses. ‘O wat erg, ik kan er niets aan doen!’ Het is leugen, het is bedrog, het is zelfbedrog.
U bent welkom! Die wil die kome, en die neme van het water des levens om niet! Maar u wilt niet komen, opdat u leven zou krijgen. U wilt uzelf redden. U wilt het zelf doen.
U zegt: wat kan ik dan doen?
Ik zeg u: niets! En dus: geef alles toch uit handen!
Maar wilt u dat wel? Nee, daar zit de knoop. U wilt uw eigen probleem oplossen, en u denkt dat u dat nog kunt ook.
Geef het toch uit handen, geef uw verzet toch op en lever uw vijandschap toch in. En kom en de roep en zeg: Heere, help me! Buig en zeg: wees mij zondaar genadig.
We gaan samen eerst zingen uit psalm 142: 1 en 7:
‘k Riep tot den HEER’ met luider stem;
Ik smeekt’ en riep vol angst tot Hem;
‘k Heb, voor Zijn aangezicht, mijn klacht
In mijn benauwdheid voortgebracht.
Voer mij uit mijn gevangenis,
Tot roem Uws naams, die heerlijk is;
Dat mij ‘t rechtvaardig volk omring’,
En vrolijk van Uw weldaân zing’.
Onze derde gedachte:
3. Kind is ons geboren: de namen
Jongens en meisjes, stel je eens voor, de postbode brengt een geboortekaartje, je pakt hem op van de deurmat, je kijkt…, en je kijkt…, en je zegt: maar, van wie is dit kaartje eigenlijk? Die mensen die ken ik niet. Je denkt een poosje na, en dan zeg je: het zal wel verkeerd bezorgd zijn door de postbode. Wat ik ken die mensen helemaal niet…
Wat doe je met het geboortebericht van een onbekende, van iemand die je niet kent? Dat leg je weg. En uiteindelijk doe je het maar bij het oud papier. Want je ziet er geen waarde in, in die boodschap, in dat bericht. Het heeft geen enkele betekenis voor je. Dat bericht en die namen daarop, dat zegt je helemaal niets.
Zo vieren de meeste mensen kerst. Met dit geboortebericht, met dit geboortekaartje, maar verder…? Het zegt hen verder helemaal niets.
Dit Kind? Nooit verwacht, nooit begeerd, nooit nodig gekregen, daar is in mijn leven nooit plaats voor gemaakt. Niet verwacht. Sterker nog: wel veracht! En toen het groot geworden was, toen klonk de roep: weg met Hem, kruis Hem! De meeste mensen vieren kerst zonder het Kind van kerst. Want…? Niet nodig, ik kan mezelf wel redden.
Maar voor wie heeft het geboortebericht van dit Koningskind dan wel waarde?
Voor niemand!
Tenzij… Tenzij God krachtig ingrijpt in ons leven. Tenzij God ons door wedergeboorte levend maakt uit onze geestelijke dood, ziet niemand enige waarde in dit Kind.
In ons hart is geen plaats. Wij zien geen gestalte in Hem dat we Hem begeerd zouden hebben. En ons natuurlijke hart is vol van vijandschap en verzet. Dat hart dat dood is door de misdaden en de zonden ziet niets in dit geboren Koningskind.
Maar als God met kracht gaat werken in dat hart…
Dan zie je wie je bent. Dat je woont in duisternis, in een land van de schaduw van de dood. En dat door eigen schuld.
Dan krijg je last van dat juk, van die last op je schouders, van die last van zonde en schuld.
Ja, je kan het wel proberen zelf op te lossen, net als koning Achaz die zei: ik doe het zelf wel… Je kan wel van alles proberen om plaats te maken voor het Kind van Bethlehem, maar het is tot mislukken gedoemd.
Je kan wel proberen om je huis met bezems te keren, om je hart op te knappen tot een paleiskamer, en je kan wel denken dat je bereid bent om de Koning te ontvangen, maar uiteindelijk loopt het allemaal op niets uit. Ten diepste weten we niet wat er werkelijk leeft in ons hart…
Maar als God werkt, als de Heere doorwerkt… Wat blijft er dan over, na al die pogingen tot zelfverbetering?
Wat blijft er over, als al dat werken niets anders blijkt te zijn dan eindeloos struikelen en vallen?
Wat blijft er over, als onze liefde verbleekt in het licht van Gods ontdekkende genade?
Wat blijft er over? Liefde? Nee, haat, afkeer, weerzien, verachting, ja vijandschap! Ik wil niet!
Niets blijft er over van ons werken, van ons verlangen, van onze liefde, niets dan een doodschuldige zondaar.
Ja, misschien hebben we in het verleden wel moed en troost geput uit het Woord, hoop op God gehad, gezongen ‘we gaan van kracht tot kracht steeds voort’… Vol van ijver, van goede werken, van goede voornemens, vol van liefde, tranen en beloften…
Maar als God werkt, dan neemt Hij ons alles af.
Want we moeten leren dat het aan onze kant hopeloos is. Ons hart is vol van onuitroeibare zonde, het is onverbeterlijk.
Van alles waar we onze hoop opgezet hadden, blijft uiteindelijk maar één ding over: een beestenstal. Ik kan mezelf niet redden…
Opdat er (en dat is Gods wonderlijke doel) aan de andere kant ook maar één ding zou overblijven: de HEERE Zelf zal u een teken geven. Aan u, die daar nooit om gevraagd hebt, die dat nooit gezocht hebt.
Moet u eerlijk, tot uw diepe schande bekennen: mijn hart is een beestenstal, vol van vijandschap, vol van verzet, van onwil, van onmacht?
Is dit de roep van uw hart: ‘Ik kan mezelf niet redden! Heere, helpt U mij toch?’ Hoor dan dit Godswoord. Hoor dan deze blijde boodschap.
O volk, dat in duisternis wandelt, zeg niet: deze boodschap is niet voor mij bestemd. Hij is juist in het bijzonder voor u bestemd. U die je zelf niet meer kunt redden (het is onmogelijk, het is uitgesloten), dit is voor u bestemd!
Naast de algemene adressering, is deze boodschap in het bijzonder aan u geadresseerd.
Als uw een beestenstal is, dan zegt de HEERE, de God van het verbond: dit Kind is voor u geboren, deze Zoon is u gegeven.
En dit zijn Zijn namen. Voor u. En Hij draagt ze, omdat Hij het waard is om ze te dragen. En Zijn namen beschrijven precies Wie Hij wil zijn en Wie Hij is. Hoor Zijn namen, eigenaars van een beestenstal, reddeloze zondaren, u die wandelt in duisternis en woont in het land van de schaduw van de dood. Dit zijn Zijn namen.
Zijn naam is Wonderlijk. Hij is wonderlijk in Zijn Godheid. Van eeuwigheid af eens wezens met de Vader. Hij is wonderlijk in Zijn macht als Schepper.
Hij is wonderlijk in Zijn werk als Zaligmaker. Hij heeft Zich vernietigd, Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen en is mens geworden. Hij is geboren uit de maagd Maria, als mens, zondeloos mens.
En… Zijn werk is wonderlijk. Mensen die eerst dachten: ik kan er allemaal ook niets aan doen, zo ben ik nu eenmaal, die gaan nu zeggen: ‘het is mijn eigen schuld…’ Mensen die eerst zeiden: ik doe het zelf wel, ik heb helemaal geen hulp nodig, die zeggen nu: ‘ik weet het niet meer, ik kan het niet. De kloof is zo groot! Hoe kom ik toch ooit met God verzoend?’
En dan… dit Wonderkind! Dit Kind kan de kloof overbruggen tussen God en mijn verloren hart. Dit Kind brengt vijanden terug bij God. Is dat niet wonderlijk? Is dit Kind niet gepast voor u?
Als het aan uw zijde niet meer kan, als u geen weg meer ziet, als het aan uw kant hopeloos en reddeloos is, als u zegt: ‘ik kan mezelf niet redden, het kan alleen nog maar door een wonder bij God vandaan…’ Dan zegt Hij: Ja, maar Mijn naam is toch wonderlijk.
Zijn naam is Wonderlijk, Raad. Hier is een Raadgever voor geestelijke radeloze mensen. Voor mensen die zichzelf geen raad meer weten. Voor alle zielenvragen weet Hij raad. Hij weet raad bij alle zielenkwalen. En Hij geeft die raad aan Zijn voeten. Kom dan, zoals de bloedvloeiende vrouw destijds kwam. Er staat in de Bijbel: ze kwam tot Hem en… ze bekende Hem al de waarheid. Beken Hem dan, aan Zijn voeten, de grootheid van uw zonden. Hij weet raad. Want Zijn naam is Wonderlijk, en Hij weet raad. Beken dan aan Hem uw verlorenheid. Hij weet raad. Want Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Zeg Hem dan dat u vermoeid bent, belast en beladen met zonde. Hij weet raad. Want Hij zegt: kom tot Mij, allen die vermoeid en belast bent. Vertel Hem dan uw vijandschap. Hij weet raad. Hij is gekomen om vijanden met God te verzoenen.
Zeg het Hem, dat u niet kunt voldoen aan de eis van het Goddelijke recht. Dat u ziet dat al uw werken tekort zijn. Hij weet raad. Want Hij heeft gezegd: Ik draag die heilige wet, die U, o God, de sterveling zet, in Mijn binnenste. Beken Hem eerlijk dat u de straf van de zonde niet kan dragen. Hij weet raad. Hij is ondergegaan onder de vloek, onder die loodzware straf. En ten einde raad riep Hij op Golgotha: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? En Hij zegt u vanmorgen: dat deed Ik… in de plaats van radelozen, van mensen die het niet meer weten.
Zijn naam is Wonderlijk, Raad, sterke God. Hij is een Held die machtig is om te verlossen, hen die zichzelf niet meer verlossen kunnen. Wat u nooit meer kan (voldoen aan Gods eis), dat heeft Hij gedaan. Hij was niet alleen mens, maar Hij was ook waarachtig God. Hij was machtig om de last van Gods toorn te dragen. O, zie dan op Hem, op het Kind in de kribbe, op Christus de Gekruisigde. Zie Hem in Zijn vernedering en lijden, zie Hem in Zijn verhoging en heerlijkheid, en u ziet Zijn wonderlijke macht en verdienste. O, zie dan op Hem, op het Kind in de kribbe, op Christus de Gekruisigde, en u ziet: de sterke God. Zie op Hem met een gebroken oog van geloof, met de roep op de lippen: ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp. De Heere zelf geve u zo’n oog van geloof om tot Hem te vluchten. Hij zal u Zijn almacht tonen. Want Hij is machtig om te verlossen uit de banden van de dood, om uit de duisternis te brengen tot het licht. Aan Hem is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Zijn macht is sterker dan de macht van de zonde en van de dood, en dan de kracht van onze vijandschap. Hij is machtig… en ook van harte bereid en gewillig om al Zijn goddelijke kracht aan te wenden… voor u. Kom dan met uw schuld, uw zonde, uw doodheid en uw vijandschap aan de voeten van dit Kind.
Zijn naam is Wonderlijk, Raad, sterke God, Vader der eeuwigheid. In de eeuwigheid, in God ligt de oorsprong, de oorzaak van alles, van heel het werk van de zaligheid. In Christus, in dit Kind, zien we Gods vaderlijke barmhartigheid en tere zorg voor Zijn volk. Zoals een vader zich ontfermt over de kinderen, ontfermt deze Middelaar Zich over degenen die God vrezen. Alles ligt in Hem. Ga dan toch met al uw gebrek naar Hem toe. Dan zal Hij uw nooddruft vervullen in heerlijkheid.
Zijn naam is Wonderlijk, Raad, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Hij is het die ons met God verzoent. In het bloed van dit Kind is de hitte van Gods gramschap geblust, en het handschrift van de zonden uitgewist. Als Paulus daarop ziet, dan zegt hij: wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof in Hem, hebben vrede met God door onze Heere Jezus Christus, door deze Vredevorst.
Zijn namen. Vijf namen: Wonderlijk, Raad, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.
Vijf namen, die samenkomen in één naam. De naam die de engel tegen Josef gezegd heeft: u zult Zijn naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.
Kom dan, armen, moedeloze, blinden, treurenden… Is dit geen blijde boodschap? Voor u? Strekt dan uw lege handen uit tot Hem, zoals een arme bedelaar zijn lege handen uitstrekt. En Hij zal u schenken alles wat u ontbreekt. Veracht Zijn namen niet. Maar kom als een arme zondaar. Dan alleen geeft u Hem de eer die Hem toekomt. Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen.
Jongens en meisjes, nu is de preek bijna klaar. Maar ik wil nog een ding zeggen, wat je niet moet vergeten. Over dat geboortebericht, over dat geboortekaartje, waar het vanmorgen over ging. Op dat geboortekaartje staat Wie er geboren is: de Heere Jezus. Op dat geboortekaartje staat ook Wie dat bericht gestuurd heeft: God Zelf. Op dat geboortekaartje staat ook voor wie dat bericht bestemd is, aan wie dat bericht gestuurd is: aan iedereen, maar heel in het bijzonder aan mensen die die Zaligmaker nodig gekregen hebben.
En nu ben er nog één ding vergeten. Op geboortekaartje staat altijd nog iets.
Daar staat ook altijd op wanneer je op bezoek mag komen. Vaak staat er zoiets als: moeder en kind slapen van één tot drie, of: kraambezoek welkom, maar liefst van tevoren even bellen. Dat staat op dit geboortebericht niet. Hier staat eigenlijk zonder woorden bij geschreven: dag en nacht welkom!
Je bent, jongens en meisjes, altijd welkom! Je mag met je zondige, met je vuile hart altijd (dag en nacht) naar de Heere toe gaan en zeggen: Heere, maak mijn vuile hart toch schoon, maak mijn dode hart toch levend, maak mijn zondige hart toch nieuw. En wilt U dat doen, om dit Kind…? Wilt U dat doen om Jezus wil…?
Amen.
Slotzang Psalm 72:11:
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen;
Men loov’ Hem vroeg en spâ;
De wereld hoor’, en volg’ mijn zangen,
Met Amen, Amen na.
Links bij preek Jesaja 9:5: Kind ons geboren (advent)
Bijbelboek: Psalmen
Thema: Adventspreken
Kanttekeningen: Jesaja 9
Matthew Henry: Jesaja 9
YouTube: https://youtu.be/BgyUJ2teb6Q
Podcast Jongeren: Wonderlijke Raadsman / YouTube versie