• Home
  • Bijbelboek
  • Kerkelijk Jaar
  • Thema
  • Oude Testament
  • Nieuwe Testament
  • Catechismus
  • Jongeren
  • Links
  • Contact

Leespreken.nl

Lees een preek online

You are here: Home / Lijdenstijd / Preek Johannes 15:25: Zonder oorzaak gehaat

Preek Johannes 15:25: Zonder oorzaak gehaat

Tekst preek Johannes 15:25: Zonder oorzaak gehaat
Zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat.

Thema preek Johannes 15:25: Zonder oorzaak gehaat
Haat voor Mijn liefde.
1. De werkelijkheid van de haat
2. De reden van de haat
3. De toepassing

Download PDF preek Johannes 15:25: Zonder oorzaak gehaat
Preek Johannes 15:25: Zonder oorzaak gehaat, haat tegen God en naaste, van nature geneigd God naaste te haten


LEES PREEK ONLINE

Preek Johannes 15:25: Zonder oorzaak gehaat
Preek: Lijdenspreek Johannes 15:25
Kanttekeningen: Johannes 15

Jongens en meisjes, het kan wel eens gebeuren dat je vader of moeder je vraagt:
‘Waarom doe je zo lelijk tegen…, bijvoorbeeld tegen je klasgenootje of je vriendje of vriendinnetje? Waarom doe je zo naar? En waarom kijk je er ook zo boos bij?’
Meestal is er dan wel iets. Meestal zeg je dan wel iets. Zoiets als: ‘Nou, dat komt omdat hij altijd zo onaardig doet tegen mij. Hij lacht me altijd uit. Hij doet ook altijd boos tegen mij. En hij doet ook altijd zo stoer, en hij pocht altijd op zijn nieuwe fiets. Ik vind hem helemaal niet aardig!’

Ja, dat laatste is nog vriendelijk gezegd. Meestal als wij zulke dingen zeggen, dan zeggen we ze nog een beetje vriendelijk, maar in ons hart, in onze gedachten is het erger. Misschien moet je wel eerlijk zeggen: ‘Ik haat hem.’

Toen de Heere Jezus op de aarde was, waren er ook mensen die Hem haatten.
Je zegt: ‘Maar hoe is dat mogelijk? Want de Heere Jezus was juist altijd vriendelijk. Hij hielp de mensen. Hij kwam juist naar de aarde om mensen beter te maken van hun ziekten, en vooral om ze te verlossen van hun zondige hart?!’
Ja, dat is waar. Maar toch hebben de meeste mensen Hem gehaat. Zo erg gehaat, dat ze Hem uiteindelijk aan het kruis gespijkerd en gedood hebben.
De haat van ons mensen was en is een dodelijke haat.

We zien het ook in de tekst voor de preek van vanmorgen. Die staat in Johannes 15:25. Ik lees daarvan vooral het tweede deel, Johannes 15:25b, waar staat (en het is het Woord van de Heere Christus Zelf):
Zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat.

Het thema voor de preek van vanmorgen is (en dat is een citaat uit Psalm 109):
Haat voor Mijn liefde.
Het gaat vanmorgen haat als antwoord op de liefde van de Heere Jezus Christus.
We letten op drie aandachtspunten.
In de eerste plaats op de werkelijkheid van de haat van deze wereld tegen Jezus.
We letten in de tweede plaats op de reden van die haat. Hoewel het geen echte, geldige reden was en is.
En daarna maken we in de derde plaats verschillende toepassingen: tot troost, tot aansporing, tot overtuiging en tot waarschuwing.

Dus, drie aandachtspunten
1. De werkelijkheid van de haat
2. De reden van de haat
3. De toepassing
Als eerste dus:

1. De werkelijkheid van de haat.
Want, jongens en meisjes, die haat tegen de Heere Jezus Christus, die was werkelijkheid. Die was er. En niet zo’n klein beetje ook.
Het begon al toen de Heere Jezus nog heel klein was. Er zijn heel veel voorbeelden en situaties, die laten zien hoe groot de haat van de wereld tegen Jezus was.
Het begint al in Johannes 1: Hij (de Heere Jezus) is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Niet aangenomen, maar verworpen! (1:5,10,11)
Want? Ze haatten Hem.

In Johannes 5 geneest de Heere een verlamde man bij het badwater Bethesda. Maar wat gebeurt er daarna? De Joden vervolgen Jezus en zoeken Hem te doden, omdat Hij deze dingen op de sabbat doet (5:16). Hun boosheid, hun haat is zo groot, dat ze Hem willen doden!
En die haat en die drang worden nog groter, omdat Hij niet alleen (in hun ogen) de sabbat breekt, maar ook zegt dat God Zijn Eigen Vader is (5:18).

In Johannes 6 lezen we: Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem (6:66). Ze willen niets meer met Hem te maken hebben.
In Johannes 7 lezen we dat de Joden Jezus zoeken te doden (7:30,32), en datzelfde zegt Jezus weer in hoofdstuk 8: U zoekt Mij te doden. U wilt de begeerten van uw vader doen, namelijk van de duivel, en hij was een mensenmoordenaar van den beginne.
En waarom? Omdat Ik u (zo zegt de Heere Jezus) de waarheid zeg. Maar u gelooft Mij niet (8:40,44). U haat Mij.

De haat bloeit verder op. Zijn omstanders zeggen: U hebt de duivel. Ze nemen stenen op om Hem te stenigen (8:48,52,59).
En dan nemen ze het besluit: Als iemand belijdt dat Hij de Christus is, dan zal hij uit de synagoge geworpen worden (9:22). Want, ze haten Hem.

In Johannes 10 nemen ze opnieuw stenen op om Jezus te stenigen, omdat (zo zeggen zij): U Uzelf aan God gelijk maakt (10:31,33). Ze willen Hem doden (10:39; 11:57).
Want, hoewel Hij zoveel tekenen voor hen gedaan heeft, toch geloven ze niet in Hem (12:37-43). Ze haten Hem.
Men heeft Jezus gehaat, met een haat die uiteindelijk zijn climax vond op Golgotha, waar zij de Zaligmaker wreed hebben gedood.

Jezus Christus werd gehaat. Door?
Johannes zegt in vers 18 en 19: door de wereld. En dan moet u bij het woord wereld niet denken aan de aarde, aan de zichtbare wereld die door God geschapen is. Als Johannes het heeft over de wereld, dan heeft hij het over het wereldse systeem van denken, over wereldse waarden, over werelds plezier, over wereldse verlangens.
De wereld is bij Johannes de zondige wereld. Wereld is bij hem symbool van leven zonder God, sterker nog: van leven in vijandschap tegen God.

Gemeente, dit is niet zomaar een neutrale beschrijving van een toestand, waar u al dan niet instemmend bij kunt knikken. Dit is (zoals iedere boodschap van Jezus was) een scherpe en indringende confrontatie met…? Met zoals wij mensen zijn.
Ik vertel u morgen niet alleen dat wij (of metterdaad, of in gedachten en verlangens) leugenaars, dieven, moordenaars of overspelers zijn, die geneigd zijn om onze naasten te haten, nee, ik zeg u dat wij door onze verdorven en corrupte natuur haters van God onze Schepper en moordenaars van de Zaligmaker geworden zijn.
Dat is de kern, dat is de essentie, dat is de climax van ons kwaad: We haten God en Christus!
Het is wat onze catechismus zegt in antwoord 5, van zondag 2: Ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten.

Lieve mensen, we kunnen hier wel vriendelijk kijkend en aandachtig luisterend in de kerk zitten, maar dit is de realiteit van ons verloren bestaan: we zijn haters van God en van Jezus Christus. Zoals de Heere Jezus Zelf zegt in vers 24: Ze hebben beiden Mij en Mijn Vader gehaat.
Want, zo zegt Paulus: Het bedenken van het vlees is vijandschap tegen God (Rom. 8: 7). En Paulus schrijft aan Titus: Wij zijn van nature mensen die hatelijk zijn en elkaar hatend (Titus 3:3).
Gemeente, kijk in de spiegel, en u ziet wat u niet wilt zien. Maar wat wel realiteit is. Dit mijn hart, haat God en haat Jezus.
Je kunt spreken en zingen over de liefde van je hart tot Jezus, maar als je nooit gezien hebt dat je hart van nature geneigd is tot, ja, vol is met haat tegen God en Jezus, dan droom je! Dan bedrieg jezelf.

Laten we eerlijk in de spiegel kijken en blijven kijken. Jezus werd en wordt door ons menselijke hart gehaat. En daarachter schuilde en schuilt haat tegen Zijn hemelse Vader.

U zegt: ‘Wat was daar dan de reden van?’
Laat ik het persoonlijke toespitsen: Wat is de reden dat mijn hart en uw hart van nature vol is van haat tegen God en tegen Christus? Hoewel het geen geldige reden is?
We zullen het zien in ons tweede aandachtspunt:

2. De reden van de haat
Want, jongens en meisjes, je kunt je dat wel afvragen. Waarom hebben zoveel mensen de Heere Jezus gehaat? En, dichterbij, waarom is mijn hart en jouw hart net zo goed geneigd om de Heere Jezus te haten?

Wanneer ben je geneigd om iemand te haten?
a. Je zegt: ‘Nou, als iemand heel rijk is, ja, dan word ik niet gelijk heel boos, maar
eigenlijk word ik dan wel een beetje jaloers. En als ik jaloers ben, dan krijg ik ook een beetje hekel aan zo iemand.’
Maar rijk was Heere Jezus niet. Dus dat kan bij Hem de reden niet geweest zijn.
Hij moest zeggen: De vossen hebben holen, de vogels in de lucht hebben nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om Zijn hoofd op neer te leggen. Hij was niet rijk, Hij was arm.
b. Je zegt: ‘Nou, als iemand altijd de baas wil spelen over mij, dan krijg ik een hekel aan hem. Of als iemand altijd heel trots doet, als iemand altijd heel erg loopt te pochen.’
Maar, zo was de Heere Jezus ook niet. Hij was juist nederig van hart. Hij wilde niet meeste zijn. Waste Hij niet de voeten van Zijn discipelen? En was dat niet het werk dat eigenlijk door een slaaf gedaan moest worden?
c. Je zegt: ‘Nou, ik houd ook niet van mensen die oneerlijk zijn. Die de ene keer dit zeggen, en de andere keer dat.’
Ja, maar zo was de Heere Jezus ook niet. Dus dat kan ook geen reden geweest zijn om Hem te haten. Hij was altijd eerlijk en oprecht. Hij is gisteren en vandaag en morgen en altijd Dezelfde.
d. Je zegt: ‘Weet je, waar ik ook niet van houd? Als mensen alleen maar aan zichzelf denken. Daar word ik boos van in mijn hart. Die mensen haat ik!’
Maar zo was Heere Jezus ook niet. Hij dacht juist niet aan Zichzelf. Hij verloochende Zichzelf. Hij gaf alles in de hemel op om naar deze aarde te komen, om zieken te genezen en om verloren zoons en verloren dochters terug te brengen.
Vind je het niet raar, dat de Man die doven weer liet horen, die blinden het gezicht weer gaf, ja, die doden opwekte, dat juist die Man werd en wordt gehaat?
Maar wat was dan toch wel de reden dat de Heere Jezus gehaat werd?
Het staat in het Bijbelgedeelte dat we samen hebben gelezen.

a. De Heere Jezus werd gehaat om Zijn woorden.
Kijk maar in vers 22: Indien Ik niet gekomen was, en tot hen gesproken had (ze hebben Mijn woorden gehoord!), zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde.
Ik heb tot hen gesproken, zegt de Heere Jezus. En dat maakte, dat ze Mij zijn gaan haten: om Mijn woorden.
Maar wat was er dan met die woorden van de Heere Jezus?
Nou, denk maar even met me mee.

Zijn woorden waren, nee, niet arrogant, niet trots, niet gericht op Zichzelf, niet hypocriet, maar juist: liefdevol. Hij zei: Kom herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, Ik zal u rust geven. Maar tegelijkertijd liet Hij hen daarmee ook heel duidelijk voelen: bij u zelf is die rust niet te vinden. En dat raakte hen, dat was confronterend. Ze voelden dat als een afwijzing van hun trotse ik.
‘Nicodemus, je ben zo slecht, dat je helemaal opnieuw geboren moet worden.’ Ook al zo confronterend. Die woorden vielen niet goed. Ja, wel bij Nicodemus, maar bij anderen niet.
Zoals het ook bij ons niet goed valt, als de Heere Jezus eerlijk tegen ons spreekt.
We hebben liever dat gezegd wordt, dat er ‘wel iets verbeterd moet worden’, dan dat er gezegd wordt: u bent ‘on-verbeterlijk’.
De woorden van de Heere Jezus waren niet zoetsappig, niet slap, niet zalvend, niet meebewegend met onze verlangens. Ze waren confronterend en scherp. Ze waren ontdekkend: Een ieder die kwaad doet, haat het licht (3:20). Met andere woorden: U haat Mij omdat u kwaad doet, omdat u in zonde leeft.
Jezus’ woorden confronteerden hen en confronteren ons met de absolute heiligheid van God, met onze verloren hart, met ons zondige leven en met onze haat tegen God onze Schepper, die ons nog nooit enig kwaad gedaan heeft.
En ze confronteerden hen en ze confronteren ons tegelijkertijd ook met onbegrijpelijke, onverdiende en eenzijdige liefde bij God vandaan.

En dat was een ander ding, dat het publiek van destijds (en de mensen van nu) nameloos irriteerde. Ik denk aan wat de Heere Jezus heeft gezegd in Johannes 6:44: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader die Mij gezonden heeft Hem trekke.
En hetzelfde hoort u we terug in vers 19: U bent niet van de wereld. Omdat? Omdat u van uzelf beter bent? Omdat u een net kerkmens bent en zo goed u best doet?
Nee, alleen maar omdat Ik u uit de wereld heb uitverkoren.
Jezus schakelt mensen uit. En wat roept dat een haat en verzet op!
Wat heeft de gedachte aan de Goddelijke verkiezing al geen haat opgeroepen in de wereld, maar ook in de kerk!

Dus: de woorden van Jezus waren en zijn de oorzaak van de onterechte haat tegen Hem.
Mag ik u vragen, gemeente: Wat hebben Zijn woorden in uw hart losgemaakt?
Wat was het eerste dat u voelde in uw hart, toen Hij tot u sprak?
Het kan niet anders, u moet wel erkennen, dat het geen liefde was, maar haat.
Anders moet u bij de niet-bestaande uitzonderingen horen, die van nature niet geneigd zijn om God en Christus te haten, maar lief te hebben. Wees toch eerlijk voor uzelf!
Ieder kind van God zal moeten erkennen en belijden: toen Hij in mijn leven begon te spreken, en Zijn vinger legde bij de zere plek van mijn hart, toen voelde ik…, wat? Verzet, haat en vijandschap!

Voel maar in uw hart, als dit woord tot u komt: U wilt tot Mij niet komen, opdat u het leven zou hebben.
U wilt gerechtigheid bij uzelf zoeken, maar niet als een arme zondaar bukken aan Mijn voeten. Uw ongeloof is geen excuus, geen onverschilligheid of nonchalance, maar het is actief verzet tegen God. Wat voelt u in uw hart?

Voel maar in uw hart, als dit woord tot u komt: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij dan van de Farizeeën en de Schriftgeleerden, u zult het Koninkrijk der hemelen geenszins binnengaan. Wat voelt u in uw hart?

Voel maar in uw hart, als dit woord tot u komt: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, die Mij gezonden heeft Hem trekke. Wat voelt u in uw hart?

De woorden van Christus confronteren ons met onze onmacht, met onze onwil, ja, met onze haat.
Zalig zijn diegenen, die de middenin deze confrontatie, niet hun gezicht van de spiegel die hen voorgehouden wordt wegdraaien, maar belijden: Het is waar, Heere, tegenover Uw liefde en zorg staat mijn haat. Ontferm u Mijner, o, Zone Davids.
Het waren de woorden van Christus, die haat opriepen.

b. Maar Jezus werd (in de tweede plaats) ook gehaat om Zijn werken.
Zijn werken waren vol liefde en medelijden. Doven liet Hij horen, blinden liet Hij zien, doden werden door Hem opgewekt. Maar die werken vielen niet goed.
Het waren werken gericht op de eer en de heerlijkheid van Zijn Vader.
In Johannes 17 zegt de Heere Jezus: Ik heb u verheerlijkt op de aarde, Ik heb voleindigd het werk dat U Mij gegeven hebt om te doen (17:4, zie ook 5:19; 9:4).
Maar ook deze werken waren, net als de woorden van de Heere Jezus, confronterend.
Ze confronteerden de hoorders met hun geestelijke faillissement.
Jezus schoof niet aan bij de feesten van de welgestelden, Hij begeerde niet het vooraan zitten in het gezelschap van de religieuze leiders van destijds, maar Hij voegde zich bij melaatsen, doven, blinden, hoeren, tollenaars, ja, Hij ontfermde zich over doden.
En dat was confronterend!
Christus voegt Zich, ook nu, hier in de kerk, onder de prediking van het Woord, niet bij goedwillende kerkgangers, maar Hij zoekt (ook nu) melaatsen, doven, blinden, hoeren en tollenaars, ja, dode zondaars.
En iedereen die zich ook maar een haar beter voelt dan zo’n dode zondaar, die zal in zijn hart barsten van irritatie en verzet, ja, van haat tegen een Zaligmaker die zulke mensen zoekt.
Ik wil iemand, die me over mijn bol aait, en die bevestigt dat ik goed bezig ben.
Niet iemand, die mij mijn melaatsheid aanwijst. Niet iemand die Zijn levendmakende hand wil leggen op mijn dode hart.

De wonderen die Jezus deed, lieten het hart van de Joden niet oplichten van liefde, maar lieten hen alleen maar verder ontbranden in afkeer en haat. Kijk maar in vers 24: Indien Ik de werken onder hen niet had gedaan, die niemand anders gedaan heeft, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij ze gezien, en beiden Mij en Mijn Vader gehaat.
Niemand had ooit zulke wonderen gedaan. Geen mens was er ooit toe in staat geweest. Nooit hadden ze zulke wonderen gezien (Markus 2:12). Dit waren de meest duidelijke bewijzen van Zijn Goddelijke zending. Maar ze hebben Hem niet geloofd, en ook niet Degene die Hem naar deze wereld gezonden had.

Kortom, en ik vraag u om ernstig na te denken of daarmee ook uw situatie getekend is, kortom: de Goddelijke woorden van Jezus waren voor dovemans oren gesproken. En Zijn Goddelijke werken waren voor blindemans ogen gedaan.
Dat was de werkelijkheid toen. En zo is de werkelijkheid ook nu.
Tenzij…, tenzij God ingrijpt. En dit hart vol haat tegen God en Jezus herschept tot een nieuw hart. Tenzij God dit verloren hart, wat niet te verbeteren is, door een nieuwe geboorte maakt tot een hart, dat niet haat, maar liefheeft.
Maar het feit dat God moet ingrijpen en Zelf verandering moet bewerkstelligen, wil niet zeggen dat onze haat ‘een noodlottig gegeven’ is. Het is een zelfbewuste keus geweest, en dat is het nog steeds. Wie onbekeerd is, misschien wel netjes en vroom aan de buitenkant, misschien wel sprekend en zingend over Jezus, het doet er allemaal niet toe, wie nog onbekeerd is, kiest er iedere dag weer opnieuw voor om God en Jezus te haten.
Zonder oorzaak. Dan die ene oorzaak, niet in Hem, maar in mij: mijn zonden.

Want, toch nog even die vraag, voordat wij samen gaan zingen: Wat is er in uw leven toch voor reden om God te haten, en om Jezus te haten?
Heeft Hij niet vanaf uw kindse dagen voor u gezorgd en over uw leven gewaakt?
Heeft Hij u niet dag aan dag overladen met bewijzen van Zijn gunst en goedheid?
Bent u vanaf uw vroege jeugd niet vriendelijk genodigd en met liefde gelokt om de Heere lief te hebben en u te voegen bij Zijn dienst?
Heeft de Heere niet altijd de liefde van Zijn hart voor verloren zondaars u voor ogen geschilderd? U die aangeboden? Waarom weegt u geld uit voor wat geen brood is, en uw arbeid voor wat niet verzadigen kan? Kom toch tot Mij! Verlaat de slechtheid van de zonde en leef. Wend u naar Mij toe en word behouden! Die dorst heeft kome tot Mij en drinke! Die drinke van het water des levens om niet!
Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt (wat een haat!), hoe vaak heb Ik u bijeen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens bijeen vergadert, maar u…, u hebt niet gewild.

Gemeente, als deze liefhebbende Jezus hier in onze tekst zucht om onze haat, hebben wij dan niet veel meer reden om te zuchten en te kermen om zoveel onbegrijpelijke liefde voor zulke slechte mensen?
Als Jezus weent om de haat van Jeruzalem, die de profeten doodt en stenigt, hebt u dan niet veel meer reden om te huilen van schaamte en berouw om Zijn onbegrijpelijke zondaarsliefde?

En nu staat diezelfde vriendelijke en nodigende Zaligmaker, met Zijn doorboorde handen, vandaag opnieuw voor u. Vriendelijk wenkend: Kom! Maak haast! Ga in door de enge poort! Kom herwaarts tot Mij. Mijn zondaarsliefde heeft Mij Mijn leven en Mijn hart gekost. Ik heb Mijn bloed gestort om de zonden der wereld (van die vijandelijke en haatdragende wereld!) weg te dragen. Ik bid u, laat u door Mij toch met God verzoenen.
‘Waarom haat u Mij?’

Gemeente, jongelui, geef antwoord. Christus staat voor u, u biddend en smekend om uw zondige hart. En Hij vraagt u (kijk niet weg, loop niet weg!), Hij vraagt u, met een vriendelijke en welgemeende blik: Waarom…? Waarom…? Waarom haat u MIJ?

Hoe kunt u een biddende Jezus, hoe kunt u een liefhebbende Jezus, hoe kunt u een nodigende Jezus haten? Zonder oorzaak. Want u hebt geen reden.
De enige reden is uw eigen hart. De enige reden is uw… haat.

Zijn liefde is oprecht, Zijn nodiging is welgemeend, Zijn bede is dringend.
Lieve vrienden, het is nog genadetijd. Maar, misschien nog maar even.
Val Hem dan toch nu als een vijand te voet. Wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren.

En vergeet niet, laat het toch een aanmoediging voor u zijn, zondaars vol van haat tegen deze Christus: Hij is juist gekomen om vijanden met God te verzoenen.
De nodiging van het Evangelie sluit u niet buiten, maar sluit u met al uw vijandschap en haat juist binnen.
Deze Jezus, zo veracht en gehaat, heeft ook vanmorgen juist u op het oog: Wie is slecht? Wie haat Mij? Wie haat Mijn Vader? Hij kere zich herwaarts en kome tot Mij, en Ik zal zijn afkeringen genezen.
We gaan samen zingen uit Psalm 95, daarvan het 4de vers: Verhard uw hart toch niet, maar laat u leiden.

Want Hij is onze God, en wij
Zijn ‘t volk van Zijne heerschappij,
De schapen, die Zijn hand wil weiden;
Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord;
Verhardt u niet, maar laat u leiden.

Gemeente, na ons eerste aandachtspunt over de haat tegen Jezus, en na ons tweede aandachtspunt over de reden van die haat, gaan wij nu het Woord van God verder toepassen op onszelf.

3. De toepassing.
a. Er is in de eerste plaats een toepassing van troost, voor de discipelen van deze Zaligmaker. In de haat van de wereld, is troost voor Gods kinderen.
Kijkt u maar in vers 18: Indien u de wereld haat, zo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. En dat dat geen mogelijkheid is, in de zin van ‘misschien gaat de wereld u wel haten, maar misschien ook niet’, dat blijkt uit het volgende vers, waar onomwonden wordt gezegd: de wereld haat u.
Waarom? Kijkt u maar in vers 19: de wereld heeft het hare lief, de wereld houdt van haar eigen kring. Maar u bent van een andere kring. U komt wel uit die kring, maar Ik heb u eruit gehaald. Ik heb u uit de wereld uitverkorenen. En daarom haat u de wereld.

De wereld haat u. Dat kan zijn de wereld buiten de kerk, maar dat kan net zo goed de wereld binnen de kerk zijn. De wereld, dat is iedereen die leeft in het wereldse systeem van doen en denken, van verlangen en genieten. En die mensen zijn er buiten de kerk, maar die zijn er net zo goed binnen de kerk. Binnen de kerk vaak onder een dekmantel, onder een sluier van netheid, van meegaandheid, maar toch ten diepste behorend tot die andere groep: bij de wereld. Lopend op de brede weg, die naar het verderf leidt.
En nu zegt de Heere Jezus: de wereld haat u, omdat u bij die groep niet hoort.
Ik heb u daaruit gehaald. U hoort bij Mij. Dat is de troost van de haat van de wereld.
Zij haten u omdat ze zien en merken, dat u bij Mij hoort.
Het is geen troostvolle gedachte als ze u haten omdat u zonden doet, omdat u onbetrouwbaar bent in uw manier van zaken doen, omdat u minachtend praat over anderen, of omdat u leeft in welke zonden dan ook. Petrus zegt niet voor niets: Dat niemand van u lijde als een doodslager, of dief, of kwaaddoener, of als een, die zich met eens anders doen bemoeit. Maar indien iemand lijdt als een Christen, die schame zich niet, maar verheerlijke God in dezen dele (1 Petrus 4:15,16).
Als iemand lijdt als een christen, lijdend als een discipel om de Naam van Jezus Christus, dan hoeft hij zich niet te schamen. Dan mag hij zich vertroost weten en God verheerlijken. Want dat lijden is een teken en bewijs van ‘bij Hem horen’.
Ook als dat een lijden heel dicht bij huis betreft. Immers de Heere Jezus heeft gezegd: En zij zullen des mensen vijanden worden, die zijn huisgenoten zijn (Mattheüs 10:36).

Maar, we moeten dus wel altijd voorzichtig zijn. Niet vijandschap en tegenstand altijd direct en zondermeer typeren als vijandschap tegen God en Zijn werk. Het is nodig dat we in alle omstandigheden ook kritisch naar onszelf kijken en ons eigen hart onderzoeken, of wijzelf en de zonde van ons hart en leven niet misschien de oorzaak zijn van haat of vijandschap. Want dat zou zeker niet tot eer van God zijn, en ook zeker niet tot onze troost. Maar wel als we lijden om de zaak van Christus en om Zijn Naam.

In dat lijden om de zaak van Christus ligt voor Gods kinderen dus heel veel troost. Daarom staat er in Handelingen 5 dat de apostelen verblijd waren, dat ze waardig geacht waren om om Zijn Naam smaadheid te lijden (5:41).
Want als we met Hem lijden, zullen we ook met Hem verheerlijkt worden. Want de haat van de wereld en het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid die ons geopenbaard zal worden. En daarbij, het is maar een verdrukking van tien dagen.
Daarom heb goede moed, Christus heeft dit lijden en deze haat eerder dan u gedragen.
De schande die Hem aangedaan werd, heeft Hij veracht. En nu is Hij gezeten aan de rechterhand van de majesteit van God in de hemel, om u plaats te bereiken in het vredige huis van Zijn vader met de vele woningen.

b. Er is in de tweede plaats een toepassing van aansporing.
Ik bedoel dit. Wellicht hebt u zich ondertussen afgevraagd: Hoe kan ik weten of ik Christus haat, of dat ik Hem liefheb? Hoe kan ik weten of ik werkelijk overgebracht ben uit de duisternis van haat en vijandschap, tot het licht van de liefde tot en de innige band met God en Christus?
Dezelfde apostel Johannes schrijft het in zijn eerste brief, in 1 Johannes 3: Verwondert u niet, mijn broeders, zo u de wereld haat.
Dat zijn dezelfde woorden als in vers 18: indien u de wereld haat, zo weet, dat zij Mij eerder dan u gehaat heeft. Met andere woorden: verwonder u niet, wees niet verbaasd. Maar dan komt het: Wij weten(!), dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben; die zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood.
Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en u weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende.
Dus, hoe kan je weten of je overgegaan bent uit de dood in het leven? Dat weet je
hieraan: Dan is je hart niet alleen veranderd van haat tegen, naar liefde tot God en Christus. Maar je hart is ook wat betreft je broeder of zuster veranderd.
Van nature waren we geneigd, niet alleen God, maar ook onze naaste te haten. Maar het oude is voorbijgegaan, het is allemaal nieuw geworden: en dus hebben we de broeders (en de zusters horen daarbij) lief.

En dat alles, zo schrijft Johannes, naar het voorbeeld van de liefde van Christus. Die Zijn leven voor ons gesteld heeft. En daarom zijn we letterlijk schuldig hetzelfde te doen: voor de broeders het leven te stellen. Johannes schrijft: Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen. Zo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?
Is het een aansporing? Is het een kenmerk van genade? Beide.
Wij zijn schuldig om alles te doen voor onze broeders. We mogen niet ons hart toesluiten voor een broeder of zuster in nood.
En dat mag ons wel aangrijpen, in een tijd waarin er ook onder broeders en zusters zoveel gebrek aan liefde is. Johannes schrijft: Mijn kinderkens, laat ons niet liefhebben met den woorde, noch met de tong, maar met de daad en waarheid.
Laat het niet alleen lippentaal zijn, laten het niet alleen woorden op de preekstoel zijn, maar laten we liefhebbers zijn met de daad. Niet elkaar verbijten en vereten, maar elkaar liefhebben naar het voorbeeld van de liefde van Christus (1 Johannes 3).

c. Er is in de derde plaats een toepassing van overreding.
Lieve vrienden, vindt u het geen wonder (ik heb u op het oog, die nog vreemdeling van genade en dus vijand van God en Christus bent), is het geen onbegrijpelijk wonder dat die Christus, die u met woord en daad, vanwege Zijn woorden en daden tot nu toe eindeloos vaak hebt afgewezen, en diep in uw hart altijd hebt geminacht en gehaat, dat die Christus vanmorgen opnieuw voor u staat en u vriendelijk bidt, en zegt: Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij uw hart?

Als u Mijn woorden niet gehoord had, en Mijn wonderen niet gezien had, dan was het
anders geweest. Kijk maar in vers 22: Indien Ik niet gekomen was, en tot (u) gesproken had, (u had) geen zonde; maar nu (hebt u) geen voorwendsel voor (uw) zonde.
Miljoenen mensen op deze wereld kennen het Evangelie niet. Zij weten niet van de zonde van het minachten en haten van Christus. De zonde wordt niet toegerekend waar geen wet is. Zo wordt ook het ongeloof niet toegerekend waar geen Evangelie is.
Maar u, gemeente, u hebt geen voorwendsel, u hebt geen excuus. Uw zonde is openbaar.
Hoe helderder en vollediger de waarheid van Jezus aan u verkondigd is, hoe beter u de weg geweten hebt, hoe groter uw zonde is, als U hem niet gelooft en niet liefhebt.
Maar, hoor nu toch de stem van Christus, die vanmorgen opnieuw voor u staat. Hij zegt: Ik zal uw kwaad niet door de vingers zien, Ik ken uw hart, Ik weet van uw vijandschap en verzet, van uw afkeer en haat tegen Mij en Mijn vader, maar ik bid u opnieuw ‘Laat u toch door Mij met God verzoenen?’
Kent u iemand op heel deze wereld die zoveel haat beantwoordt met zoveel liefde? Die zulke vijanden niet met een ijzeren staf verpletteren, maar met liefdekoorden trekken wil?
Hij is zo liefdevol. Hij is zo oprecht. Zijn liefde is zo welgemeend. Zijn aanbod is zo hartelijk. Christus is werkelijk weergaloos. Zijn liefde overtreft alles.
Er is in Hem geen haat tegen u. En ondanks dat er in u zoveel haat is tegen Hem, desondanks staat Hij smekend voor u: Bekeert u, bekeert u, want waarom zou u sterven? Moet Hij nog langer tevergeefs roepen? Moet Hij nog langer vruchteloos kloppen op de deur van uw hart?

Als u doorgaat in uw zonden, dan kan dat niet zijn vanwege iets in Hem. De enige reden is uw eigen zonde. God deed immers alles, om u uit de hel te houden.
Werkelijk, u haat God, u haat Christus zonder oorzaak.
Leg die haat toch van u af, lever die vijandschap van u toch in, en val toch aan de voeten van deze liefdevolle Zaligmaker.
En als u diep in uw hart voelt, dat u dat niet kan, en dat u dat niet wil, kom dan maar met uw vijandschap en met uw haat tot deze Jezus. Hij is van harte bereid om, net als bij de moordenaar aan het kruis, dat hart vol dodelijke haat te vernieuwen en u door Zijn genade met God te verzoenen.

d. Er is tot slot in de vierde plaats ook een toepassing van waarschuwing.
Waar wilt u eindigen met uw haat tegen Jezus?
En waar wilt u eindigen met uw haat tegen Zijn hemelse Vader?
Denk niet dat uw haat Christus schaden zal. Het zal Hem en ook Zijn volk geen enkele schade berokkenen. Want ik heb u al gezegd, dat onze verdrukking in deze wereld en de haat die wij ondervinden van de vijanden van Christus, ten diepste voor ons troost en bemoediging zijn op weg naar het Vaderhuis.

Maar lieve vrienden, uw haat tegen Christus zal u uiteindelijk alleen maar zelf schaden. Want nadat het Woord van onze tekst vervuld is zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat, daarna zal ook dit Woord vervuld worden, wat staat in Psalm 2: Die in de hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen bespotten. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken (Psalm 2:4,5).
Nee, deze toorn, deze grimmigheid, is geen opzichzelfstaande haat tegen zondaars.
Het is gekrenkte, het is vertrapte en verachte liefde. Waardoor u, als u doorgaat op die weg van haat en vijandschap, uiteindelijk aan den lijve de dreiging van Psalm 2 zult ervaren, die staat naar de meest liefdevolle nodiging die nu nog geldt.
Dit is de dreiging, als u doorgaat op uw zelfgekozen weg: God zal u verpletteren met een ijzeren scepter. Hij zal u in stukken slaan als een pottenbakkersvat (Psalm 2:9).
Maar nog klinkt de nodiging: Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en u op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden (2:12).

U kunt doorgaan met uw haat. Dat is uw eigen keus. Hoewel het een dodelijke keus is. Een dodelijke keus is het, om daar niet mee te breken. Het zal eindigen in eeuwigdurende haat en vijandschap in de buitenste duisternis, waar wening zal zijn, maar vooral ook (en u voelt de haat daarin tegen God en tegen uw naaste, en tegen uzelf) knersing der tanden.

Als u dan uzelf liefhebt, als u dan uzelf niet wilt haten en uw ziel gered wilt zien van de eeuwige ondergang, dan bid ik u in alle ernst: Kust de Zoon. Deze Jezus, die met al de liefde van Zijn hart, Zijn leven gaf voor vijanden.
Kust Hem met een kus van onderwerping aan Zijn voeten. Hij is een goedertieren Koning. Nog geeft Hij vijanden gratie. Genade, onverdiende goedheid, om niet!

Amen.

Slotzang Psalm 69: 2 en 3

Men telt veeleer de haren van mijn hoofd,
Dan hen, die mij, doch zonder oorzaak, haten;
Men zoekt mijn dood; geen onschuld kan mij baten;
Hen zie ik sterk, maar mij van kracht beroofd.
Men eist van mij, daar ik m’ onschuldig ken,
‘t Geroofde weer; ‘k moet voor voldoening zorgen.
Gij weet, o God, hoever ik strafbaar ben;
U is mijn schuld, mijn dwaasheid, niet verborgen.

Beschaam door mij de stille hope niet
Van hen, die U, o HEER der legerscharen,
Verwachten; laat geen schande wedervaren
Aan hen, die U steeds zoeken in verdriet.
Met mij verging hun hoop, o Isrels God,
Daar ik mijn smaad om Uwentwil moet dragen.
Mijn aanschijn is bedekt met schand’ en spot;
Helaas, wat heb ik stof tot bitter klagen!

Thema: Lijdenstijd - Tag: Johannes

Zoeken

Copyright Leespreken© 2019