• Home
  • Bijbelboek
  • Kerkelijk Jaar
  • Thema
  • Oude Testament
  • Nieuwe Testament
  • Catechismus
  • Jongeren
  • Links
  • Contact

Leespreken.nl

Lees een preek online

You are here: Home / Oude Testament / Preek 2 Koningen 2:23-24: Elisa, 2 beren, 42 kinderen

Preek 2 Koningen 2:23-24: Elisa, 2 beren, 42 kinderen

Tekst 2 Koningen 2:23-24:
En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij nu de weg opging, zo kwamen kleine jongens uit de stad, die bespotten hem, en zeiden tot hem: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!

En hij keerde zich achterom, en hij zag ze, en vloekte hen, in de Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren uit het woud, en verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen.

Overzicht
  • Download PDF
  • Lees online: Preek 2 Koningen 2:23-24: Elisa, 2 beren en 42 kinderen
  • Thema: Elisa, twee beren en 42 kinderen
    • 1. Een bewuste confrontatie
    • 2. Een laatste waarschuwing
    • 3. Een ernstige straf
    • 4. Een dringende aansporing
  • Links bij preek 2 Koningen 2:23-24 – Elisa, 2 beren en 42 kinderen

Download PDF

Preek 2 Koningen 2:23-24: Elisa en de jeugd van Bethel, 42 kinderen, 2 beren, 2 berinnen

Lees online: Preek 2 Koningen 2:23-24: Elisa, 2 beren en 42 kinderen

Gemeente, we overdenken vanmorgen/vanmiddag de aangrijpende gebeurtenis, die plaatsvond in Bethel, in de tijd van de profeet Elisa. Laten we samen de verzen die erover gaan nog eens lezen.
We lezen samen het woord van God uit 2 Koningen 2:23-24:
En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij nu de weg opging, zo kwamen kleine jongens uit de stad, die bespotten hem, en zeiden tot hem: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!
En hij keerde zich achterom, en hij zag ze, en vloekte hen, in de Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren uit het woud, en verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen.

Maar gemeente, laten we voordat we deze verzen met elkaar overdenken, eerst kort nagaan wat hier vlak voor gebeurd is. Dat helpt ons, dat zult u zien, om dit drama van Bethel beter te begrijpen.

2 Koningen 2 is een hoofdstuk vol wonderen. Elia is met een vurige wagen en vurige paarden naar de hemel opgevaren (vers 11).
En het gerucht daarover is in de wijde omtrek verspreid. Want er is (hoewel Elisa dat geen goed idee vond) nog naar Elia gezocht door een groep van vijftig mannen. Maar Elia is niet gevonden, hij is echt naar de hemel gegaan (vers 17).
Elisa heeft van de Heere gekregen wat hij vroeg. De Geest van God rust sinds de hemelvaart van Elia op Elisa. Hij scheurde zijn kleren als teken van rouw, maar kreeg de profetenmantel van Elia daarvoor in de plaats, als teken dat hij vanaf nu de door God aangestelde opvolger van Elia is geworden (vers 12-13).
En dan ineens is er een indringende herinnering aan vroeger, aan Gods grote daden in het verleden. Israël ging met droge voeten door de Jordaan het land Kanaän binnen (Jozua 3:15-16). En nu slaat Elisa het water van de Jordaan met de mantel van Elia, en weer gaat het water weg, naar links en naar rechts, en nu loopt ook hij over de droge bodem van de rivier naar de overkant. God is in al die jaren Dezelfde gebleven!
Het is een tijd waarin God spreekt met indrukwekkende wonderen.

Eenmaal over de Jordaan, in Jericho, ontmoet Elisa een groep profetenzonen, die zich eerbiedig voor hem neerbuigen (vers 15). Maar er is in Jericho een probleem.
Trouwens, Jericho…, wat was daar ook alweer mee?
Toen Israël door de Jordaan trok, zijn de muren van Jericho gevallen. En… nooit mocht die stad weer opgebouwd worden. Op de puinhopen van Jericho rustte de vloek van de Heere (Jozua 6:26). Nooit mocht deze stad herbouwd worden.
Maar in de donkere dagen van Achab was er een man, die dat toch deed. Hiël, een man uit Bethel, trok de muren van Jericho weer op. Maar God hield Zijn woord. De vloek van de Heere trof zijn twee zonen, Abiram en Segub. Zij stierven, staat er, naar het woord des HEEREN (1 Koningen 16:34).

De stad Jericho staat weer als een huis. Maar er is één probleem. Het water in Jericho is dodelijk. Er staat in vers 19: Het water is kwaad en het land onvruchtbaar.
Eigenlijk staat er: het water veroorzaakt sterfte, miskramen bij moeders en misdrachten bij het vee.
En dan is er weer een indrukwekkend wonder. Elisa gooit zout uit een schaal of kom in het water en zegt (en om dat woord gaat het): Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er zal geen dood noch onvruchtbaarheid meer van worden (vers 21).
Jericho, de stad waar de vloek op rustte, krijgt van God zichtbaar genade!
De stad van de vloek wordt een stad van zegen.

Het is dus een tijd van wonderen en van merkbare en zichtbare zegen van God.
Zoals er ook nu tijden kunnen zijn, waarin de Heere merkbaar dichtbij is en werkt. Tijden waarin God zo duidelijk Zijn genade wil geven en geeft aan mensen die dat niet verdiend hebben. Aan mensen, zoals de mensen uit Jericho!
Tijden waarin mensen bekeerd worden. Tijden waarin Gods kinderen zoveel meer van de Heere mogen leren. Tijden waarin de Heere zo merkbaar Zijn liefde en genade uitstort in het midden van de gemeente.
Dat gerucht gaat rond en dringt ongetwijfeld ook door in Bethel! Zoals zo’n gerucht ook nu ongetwijfeld zou doordringen in naburige gemeenten.
Tijden van zegen zijn het, waarvan bijzonder geldt wat Jesaja schrijft: Roep de Heere aan terwijl Hij nabij (dichtbij) is (Jesaja 55:6).
Dit is geen tijd om te spotten met de dienaars van het Woord, hier of in naburige dorpen. Dit is een tijd om de Heere aan te roepen: ‘Heere, wees ook ons genadig, en zegen ook ons!’

Het gerucht gaat Elisa vooruit, naar Bethel!
‘Bethel, huis van God (dat betekent het!), je hebt altijd het gouden kalf van Jerobeam gediend, maar nu is het genadetijd! Er drupt milde regen van de hemel. Roep de Heere aan terwijl Hij nabij (dichtbij) is!’
Bethel weet ervan! Bethel kent in zekere zin de God van Israël. Maar Bethel blijft hangen aan de ongerechtigheid, aan het dienen van het gouden kalf, inmiddels al tachtig jaar lang.
Ondanks al deze wonderen. Ondanks het wonder ook dat enige tijd geleden gebeurde op de berg Karmel. Vuur uit de hemel verteerde 450 Baälpriesters. En iedereen moest wel roepen: De HEERE is God (1 Koningen 18:39).
Ja, maar in Bethel is er sindsdien niets veranderd…
Toch zal God ook nu in Bethel, en ook nu bij ons, laten zien Wie er God is.

Gemeente, als we (met die achtergrondinformatie in gedachten) onze tekst nu wat beter gaan bekijken, dan zijn er een paar dingen die opvallen.
We zien in vers 23 een bewuste confrontatie. We lezen in vers 23:
En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij nu de weg opging, zo kwamen kleine jongens uit de stad; die bespotten hem, en zeiden tot hem: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!
In vers 24 zien we een laatste waarschuwing, als we lezen:
En hij (Elisa) keerde zich achterom, en hij zag ze.
Daarna volgt, ook in vers 24, een ernstige straf. Want we lezen:
En (hij) vloekte hen, in de Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren (of berinnen) uit het woud, en verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen.
Dat zijn de drie aandachtspunten van de preek, en daarna zullen we alles overziend nog afsluiten met een vierde punt: een overduidelijke roepstem.

Het thema voor de preek van vanmorgen is:

Thema: Elisa, twee beren en 42 kinderen

Er zijn dus vier punten:
1. Een bewuste confrontatie
2. Een laatste waarschuwing
3. Een ernstige straf
4. Een overduidelijke roepstem
Als eerste dus:

1. Een bewuste confrontatie

Want, zo staat er in vers 23: En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij nu de weg opging, zo kwamen kleine jongens uit de stad.
Elia ging op naar de hemel.
En nu (en de bijbelschrijver schrijft het bewust zo), nu gaat Elisa op naar Bethel.
Bethel, letterlijk ‘huis of stad van God’, maar nu centrum van afgodendienst. De dienst van de HEERE, de God van Israël is vergeten en vervangen door de afgodendienst rond een van de twee gouden kalveren.

Hij gaat de weg op, en (zo staat in vers 24): Zo kwamen kleine jongens uit de stad.
Dit is geen groep hangjongeren bij de poort van Bethel. Dit voelt heel georganiseerd, heel bewust, heel opzettelijk: ‘Jongens, kom mee, hij komt eraan!’
Dit wordt dus, op die ene weg naar en van Bethel, een hele persoonlijke confrontatie.
Een confrontatie waar je je als mens ook wel bedreigd in zou kunnen voelen. Het is ook best een grote groep. Straks sterven er uit die groep tweeënveertig jongens, dus die groep zelf is waarschijnlijk een stuk groter geweest.

Daar gaat de man Gods. Hij heeft woorden gesproken, hij heeft wonderen gedaan in de Naam van de HEERE, en nu op weg naar de confrontatie met een schreeuwende, hem uitjouwende groep opgeschoten jeugd uit Bethel.
Hoe oud ze zijn? Het Hebreeuwse woord dat gebruikt wordt voor jongens duidt op een leeftijd van zeg maar tussen de 8 en 25 jaar.
Maar het zijn (zo staat er) jonge jongens. Dus het zijn waarschijnlijk tieners en pubers.
Kijk, daar komen ze aan! Een hele grote groep!
Wat doen ze? Gooien ze met stenen? Willen ze vechten?
Nee, er staat dat ze spotten en dingen zeggen!
Met andere woorden: het woord van Elisa, het woord van de HEERE waardoor zulke grote wonderen zijn gedaan (daar hebben ze van gehoord!), dat woord wordt nu beantwoord met hun woorden!
Spottend, lachend: ‘Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!’
‘Je gaat op (de weg loopt wat omhoog), je gaat op naar Bethel? Ga maar direct verder op! Verdwijn maar van hier, net als die andere profeet! Weg van hier! Ga ook maar naar die hemel van jullie! Kaalkop!’

‘Kaalkop!’
Dat is wel apart, dat ze dat zeggen. Want iemand die in Israël op reis was, reisde met bedekt hoofd. Dus als Elisa al kaal was, konden ze dat niet direct zo zien.
Kaalheid was in Israël een teken van melaatsheid, soms een teken van de vloek van de Heere, ook wel eens een teken van geen verstand hebben, maar het was vooral een teken van rouw. Elisa had zijn klederen gescheurd en waarschijnlijk ook zijn hoofd kaal geschoren, als teken van rouw en verdriet om zijn heengegane meester Elia.
Dus roept die meute jongeren eigenlijk:
‘Hé, man, we zijn net van die Elia af! Wegwezen, jij ook!
Ga ook maar naar die hemel van jullie! Kaalkop!’

Ze (staat er) spotten. Spotten is de draak ergens mee steken, iets belachelijk maken.
Het is een zonde die je doet met je tong, met je mond, met wat je zegt.
Door haar (dat zegt de apostel Jakobus van onze tong) loven wij God en de Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn.
Uit dezelfde mond komt voort zegening en vervloeking (Jakobus 3:9-10).
Spotten met iemand is dus eigenlijk spotten met Degene die hem of haar gemaakt heeft. Met God.

Maar, wat hier gebeurt is erger. Deze knullen spotten niet gewoon met een toevallig mens, maar ze spotten met Elisa, de man die (dat weten ze!) in woord en daad drager is van Gods boodschap. Hij is profeet, hij is vertegenwoordiger van God.
De Heere zegt in Psalm 105: Pas op! Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad (Psalm 105:15).
En in Zacharia 2:8: Want wie (hen) aanraakt, die raakt (Mijn) oogappel aan.
Er staat niet: als je ze slaat, of als je ze weet ik wat aandoet. Er staat: als je ze aanraakt.
Dan raakt je Mij, God aan.
Zoals ook tegen Saulus van Tarsen gezegd wordt: U vervolgt Mij!
Zo zegt de Heere Jezus ook in Lukas 10:16: Wie u hoort, die hoort Mij(!) en wie u verwerpt, die verwerpt Mij(!) en wie Mij verwerpt, die verwerpt Degene, Die Mij gezonden heeft.
Wie Gods knechten belachelijk maakt, raakt aan God.
En, zo schrijft Paulus waarschuwend: God laat Zich niet bespotten (Galaten 6:7).

De vloek van God rustte op het huis van God, op Bethel, omdat het de knecht van God bespotte en belachelijk maakte. En dat kwam natuurlijk echt niet rechtstreeks uit deze jongens alleen. Dat kwam vooral van thuis. Aan de keukentafel werden de schouders opgehaald en werd gelachen om die oude Elia en om die nieuwe Elisa.
Daarom rustte de vloek op Bethel. Zoals ook heden ten dage de vloek van de Heere rust op veel plaatsen waar met Gods knechten gespot is. Gehoord van tekenen en wonderen, gehoord van Gods machtige daden, wetend van onverdiende genade voor de zondaars van Jericho, maar toch, gespot met de dienaar van het Evangelie, met het woord van God Zelf.

In plaats van te roepen: ‘Hoe kan ook ik zalig worden? Hoe kan ook ik verlost worden van de toekomende toorn? Vertel ons, hoe kan ook ik in diezelfde hemel komen?’
Maar nee, lachend afgewezen, onverschillig de schouders opgehaald. ‘Laat die man toch! Te licht, te zwaar. Te veel bestudeerd, te weinig bestudeerd. Te jong, te oud. Zijn vrouw te zus, te zo. Zijn kinderen te dit, te dat. Laat die man maar praten, ik trek mijn schoenen niet voor hem aan!’
En dus gaan de jongelui op pad, Elisa tegemoet, met scheldwoorden en spot!

Ouders, wees gewaarschuwd, wat je zo zaait, dat zal je maaien. Je kinderen zijn (sorry kinderen, dat ik het zo zeg) net apen: ze doen je in alles na.
Spot je zelf, dan zullen zij ook spotters worden.
Lach je zelf om de ambtsdragers, om de dominee, dan zullen zij ook lachen.
Je doet niet anders dan je kinderen voorbereiden op beren, op de wraak van God en op het komende oordeel.

Jongelui, wees ook gewaarschuwd. God stuurt iemand naar je toe, zoals hier, naar Bethel. Met een boodschap. Luister naar hem. Maak hem niet belachelijk.
Ga in de kerk, als hij die boodschap van God tegen je vertelt, ook niet liggen slapen, niet zitten vervelen, niet zitten Whatsappen of andere dingen doen.
Je bent bezig jezelf voor te bereiden op beren, op de wraak van God en op het komende oordeel.

Maar gelukkig, God straft niet direct.
Hij is geduldig, Hij is traag tot toorn. (Jakobus 1:19). Ik heb geen lust aan de dood van de stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom bekeert u en leeft (Ezechiël 18:32).
Er dus komt er nog een laatste waarschuwing.
Ons tweede aandachtspunt:

2. Een laatste waarschuwing

Zoals ook nu het woord van de Heere klinkt, als een laatste waarschuwing: Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloedig uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken (Spreuken 1:22-23).
Elisa handelt zeker niet impulsief. Hij roept geen vuur van de hemel.
Hoewel hier ernstig en indringend gespot wordt met de Naam van de HEERE en met Zijn boodschap van genade.
Toch zijn er nog twee laatste waarschuwingen. Zoals er ook vandaag, voor spotters thuis aan de keukentafel, in gezelschap bij de koffie, aan de praat op straat, op het kerkplein na de dienst of waar dan ook, nog liefdevolle en ernstige waarschuwingen zijn: Hoe lang zullen de spotters dat spotten liefhebben? Hoe lang zal Ik u nog waarschuwen? Wanneer zal Mijn geduld ten einde zijn?
Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God en niemand meer (Jesaja 45:22).

We lezen in vers 24: En hij keerde zich achterom, en hij zag ze.
Twee waarschuwingen dus:
(1) Elisa draait zich om. Dit is geen getergde, woest geworden, haatdragende man. Hij roept geen vuur van de hemel. Hij draait zich om. Hij draait zich naar hen toe.
En: (2) Hij kijkt ze aan. Zonder twijfel: indringend, waarschuwend, met heilig vuur in zijn ogen: ‘Spot niet met God. Lach Zijn boodschap niet weg. Ga niet door met het dienen van dat kalf in Bethel. Maar keer terug tot de God van Israël.’

Zoals de meerdere Elisa, Jezus Christus, Wiens hoofdhaar werd uitgetrokken en op Wiens hoofd een doornenkroon werd gedrukt, u en jou ook nu indringend en vol bewogenheid aankijkt: Verlaat de slechtigheden en leeft, en treedt in de weg des verstands (Spreuken 9:6).
Wat doet u, wat doe jij…? Als je nu vanmorgen in de preek ook zo aangekeken wordt?
Voor de meeste spotters gold en geldt ook nu: Hun haat wordt er alleen maar groter van, en hun spot neemt alleen maar meer toe (Spreuken 9:7-8).
Maar dat neemt niet weg, dat de Heere juist ook nu vanmorgen/vanmiddag een boodschap heeft aan spotters, aan verachters van Zijn woord en inzettingen. Vroom of goddeloos.
Want in beide groepen wemelt het van de spotters, die indringende en aangrijpende, waarschuwende en liefdevolle woorden met een schampere lach of een vrome schouderophaal terzijde schuiven.
Lieve mensen, verlaat uw slechtheid en leef!
Denk terug aan de vloek over Jericho. God nam die weg door er levend water te geven. God is bereid om ook de vloek over uw Bethel te veranderen in zegen.

Maar helaas, u wilt niet? Gaat u door op deze weg?
De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk (Jesaja 55:7).
Zelfs voor spottende mensen op de weg naar Bethel is genade te verkrijgen.
Keer u tot Zijn bestraffing, wend u naar Hem toe en word behouden.
Om Hem, die meerdere Elisa, die hangend te midden van spot en schaamte, ook geen vuur van de hemel afriep, maar indringend waarschuwde: En Jezus, Zich tot haar kerende (ziet u dezelfde beweging voor u?), zei: Gij dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen (Lukas 23:28)
Hij bad te midden van spot en schaamte zelfs voor Zijn vijanden: En Jezus zei: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen (Lukas 23:34).
En tegen de moordenaar, die eerst ook spotte, maar toen bad, zei Hij: Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult u met Mij in het Paradijs zijn (Lukas 23:42-43).
Zo klinkt het woord van de Heere ook u tegemoet, lopend op de weg van Bethel, staand voor Elisa, staand voor de meerdere Elisa, de Zoon van God: Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en u op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden (Psalm 2:12).
Want onze God is in Zijn heiligheid barmhartig en genadig, maar ook een verterend vuur (Hebreeën 12:29).
We gaan dat zien in ons derde aandachtspunt, maar laten we eerste zingen uit Psalm 50, daarvan het tweede en negende vers, Psalm 50: 2 en 9.

Verterend vuur gaat voor Zijn aanzicht heen;
Een felle storm verzelt alom Zijn treên.
Nu Hij Zijn volk zal richten voor elks oog,
Roept Hij tot aard’ en hemel van omhoog;
“Verzamelt Mij Mijn dierb’re gunstgenoten,
Die Mijn verbond op ‘t heilig offer sloten.

Verstaat dit toch, vergeters van Gods wet,
Opdat Ik niet verscheur’, en niemand redd’.
Wie ‘t dankbaar hart Mij biedt ter offerand’,
Die geeft Mij eer, en elk, die met verstand
Zijn wegen richt, mag op Mijn gunst vertrouwen;
Ik zal Gods heil hem eeuwig doen aanschouwen.

Onze derde gedachte:

3. Een ernstige straf

We lezen in vers 24: En vloekte hen in de Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren uit het woud, en verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen.
Wat staat er? Hij barstte uit in woede, en…?
Nee. Er staat: hij vloekte hen. Waar in het vervloekte Jericho onverdiende genade en zegen klonk, klinkt hier de vloek van de God van Israël.
Elisa roept Gods oordeel over hen uit.
Was het een daad geweest van impulsiviteit, van eigen krenking of woede, dan was er niets gebeurd.
Elisa roept ook zelf geen beren om hun dodelijke werk te doen. Maar er klinkt plotseling een amen uit de hemel over de vloek van Elisa. Het Woord des Heeren wordt waar!
Het geschiedde naar het woord des HEEREN.
Zoals het waar werd in zegen in Jericho, zo wordt het waar in wraak in Bethel.

Elisa draait zich om, hij kijkt de meute pubers indringend aan, als een oproep, als een laatste oproep tot inkeer en berouw.
Maar nee, ze gaan door: scheldend, spottend, hem uitjouwend…
En dan klinkt de vloek: De HEERE, de God van Israëls verbond, vloekt jullie!

Een lach klinkt… Nog een. Een scheldwoord… Nog een: Kaalkop… ga…!
Takken kraken… Struiken bewegen…
De groep stokt, staat stil, deinst terug… Hun adem stokt…
De eerste rennen weg! Weg!! Beren!!
Iedereen probeert weg te komen. Maar voor tweeënveertig is het te laat.
Het oordeel van God treft hen. De beren slaan hen neer en verscheuren hen. Ze worden niet opgegeten, maar hun lichamen worden vaneen gescheurd. Tweeënveertig bebloede kinderlijken… Een afschuwelijk gezicht…
Maar er is meer. Kijk in gedachten omhoog! Het ene moment hebben ze nog gespot, gelachen en Gods dienaar uitgejouwd. Totdat de beer hen sloeg, hun lichaam vaneen reet en hun laatste levensadem ontnam. En hun ziel opsteeg tot God, verscheen voor Gods rechterstoel, veroordeeld werd en voor eeuwig ten onder ging in de hel.
Gemeente, jongelui, spotters(!), bedenk, u bent op weg naar de eeuwigheid en de grote ontmoeting met God!

In de verte rennen de andere jongens. Ze rennen voor hun leven. Terug naar de stad, naar huis! Hijgend komen ze er aan.
‘Jongen, wat is er gebeurd?’
‘We zaten Elisa uit te jouwen, u weet wel, die man van Israëls God, we lachten hem uit. We schreeuwden kaalkop, ga op! Hij keek nog een keer om, hij keek ons nog indringend aan, maar toen… We wilden niet luisteren… Hij vloekte ons in de Naam van zijn God. En toen braken de beren los. Heel veel jongens zijn gepakt. O, pappa, mamma, ik ben maar net aan de dood ontsnapt.’

Paniek breekt er uit, in Bethel.
‘Waar is mijn jongen? Hij komt niet meer terug. Is hij ook…?’
‘Ja, hij is ook… Verscheurd, verloren…’
Zonder twijfel is er hardgrondig gesnikt, tranen zijn er gehuild van verdriet en gemis. ‘Mijn jongen!’ Tranen, zonder hoop. Want voor deze nakomelingen was er geen verwachting (Jeremia 31:17).
Verdriet was er. Misschien ook wel woede en haat. ‘Waarom, God van Israël?’
Verdriet, woede, maar vast ook knagend schuldgevoel: ‘Had ik maar anders gesproken over die profeet van Israëls God.’

Buiten de stad staat Elisa.
Wat een hartverscheurend moment moet het voor hem geweest zijn. Prediker van Gods genade, van vergeving en verzoening. En nu ook van Gods vloek, van verderf, van toorn en ondergang. Tweeënveertig verscheurde lichamen van nog jonge jongens. Tweeënveertig zielen van jonge jongens voor eeuwig omgekomen.
We huiveren met hem. En het brengt ons tot (in de vierde plaats)

4. Een dringende aansporing

Lieve mensen, nu is het nog genadetijd. De Heere klopt vriendelijk, geduldig en vol liefde en bewogenheid op de deur van uw hart. Spotters, hoe lang gaat u hiermee door? Keer u tot Mijn bestraffing, tot Mijn indringende blik, tot Mijn waarschuwende roepstemmen.

Gaat u door…? Haalt u weer uw schouders op…? Lacht u het weer weg…?
U bereidt uzelf voor op beren, op oordeel, op ondergang.
Het moment zal komen, dat u ook getroffen zal worden door de toorn en wraak van God. Plotseling, onverwachts, zal daar ook uw einde zijn. Asaf zingt in Psalm 73: Immers zet U hen op gladde plaatsen, U doet hen vallen (plotseling) in verwoestingen. Hoe worden zij als in een ogenblik tot verwoesting, nemen een einde, worden te niet van verschrikkingen! Als een droom na het ontwaken! Als U opwaakt, o Heere, dan zult U hun beeld verachten (Psalm 73:18-20).
Als Bethels beer wakker wordt. Als God opwaakt.
Zo vaak hebt u Zijn beeld veracht. Maar dan zal Hij uw beeld verachten.
Ik zal in uw verderf lachen, Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind, wanneer u benauwdheid en angst overkomt.
Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden, zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden. Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren. Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd, al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad (Spreuken 1:26-30).
Gaat u nog door?
Gaat u vanaf nu thuis aan de keukentafel, in gezelschap bij de koffie, aan de praat op straat, op het kerkplein na de dienst of waar dan ook, uw gesprekken niet veranderen?
Gaat u vanaf nu niet vragen: ‘Heere, wat moet ik doen, om me af te keren van het gouden kalf van Bethel en om de genade van Jericho te krijgen?’

Ouders, het is tijd om je huis te veranderen in een Bethel, in een echt huis van God.
Hoor toch het gebod van de Heere:
U zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in de hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. U zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten, en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden (Exodus 20:4-6).
Dien de Heere niet alleen uitwendig, in de vorm van een gouden kalf.
Dien de afgoden van deze tijd niet, maar bekeer u.
Anders roept u beren af over u en uw gezin. Geen gewone beren, maar verbondsberen. Want dit is de straf van het verbond. De straf van ouders en kinderen, met het teken en zegel van de Heilige Doop op hun voorhoofd. De Heere heeft gezegd in Leviticus 26:22, als u Mijn verbond, waarvan u het teken en zegel met u draagt, zult breken, dan zal Ik onder u zenden het gedierte des velds, hetwelk u beroven, en uw vee uitroeien, en u verminderen zal; en uw wegen zullen woest worden.

Jongelui, tieners, pubers, het is tijd om je gedrag en leven te veranderen. Het is tijd om je te bekeren. Anders roep je deze verbondsberen over je af.
Je weet Wie God is. Je weet van Zijn grote daden, van het werk van Gods genade, van Zijn liefde tot zondaars. Maar ook van Zijn gedreigde straf, als je door blijft gaan met lachen, spotten en schouderophalen.
Het verbond, waarvan het teken en zegel van de Heilige Doop op je voorhoofd staat, heeft twee kanten. In Jericho brengt het woord van de HEERE genezing en leven. Maar in Bethel brengt het woord van de HEERE vloek en verderf.
Bedenk toch op deze dag wat tot je vrede dient. Breek met de zonde. Dien geen andere goden, welke het ook zijn. En denk niet dat God tevreden is met de uiterlijke godsdienst van een gouden kalf. Val de Heere te voet. En vraag Hem: ‘Wat moet ik doen, om net als Elia ook in de hemel te komen? Wees mij genadig, Heere!’
Dan zal er zeker geen vloek op je vallen. Want onze God is genadig en groot van goedertierenheid.

Sommige jongens ontsnapten op een haar na aan de dood. Misschien is dat ook wel jouw ervaring. Een vriend of vriendin, die ook de schouders ophaalde over het woord van God, kwam om. Door een ziekte of door een ernstig ongeluk. Maar jij bent er nog.
Is het dan nu niet de tijd, om te breken met je zonden en de Heere te zoeken?
Is het niet genoeg voor je, dat de Heere Zich (net als Elisa) naar je omgekeerd heeft en je indringend heeft aangekeken? En je nu opnieuw indringend waarschuwt en vriendelijk nodigt?
Moet je, durf je de Heere uit te dagen met een nieuwe glimlach, met een zoveelste schouderophaal…?
Zoon, dochter, geef God je hart! Je verloren hart (Spreuken 23:26).
Hij, van Wie het haar uitgetrokken is, Hij die een doornenkroon op Zijn hoofd wilde dragen, Hij zal je vriendelijk ontvangen. Hij zal je hart genezen en je echt leven geven. Een leven van vreugde en blijdschap in de dienst van de Heere. O, zoek de Heere en leef!

En dan is er nog Elisa. Hoe zal die man zich gevoeld hebben? Bij het zien van de schrik des Heeren? Bij het zien van het verschrikkelijke einde van deze jongens?
Paulus zegt: Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof (2 Korinthe 5:11).
Wij weten de schrik des Heeren. Die schrik zelf beweegt niemand tot geloof. Maar die schrik dringt ons hart tot ijver, tot liefde en bewogenheid. Met u, lieve vrienden!
Zo mag er niemand van u verloren gaan!
Zo, zoals deze jongens.
Zo, zoals die man of vrouw, aan wiens sterfbed we stonden. Zonder hoop. Zonder verlangen. Zonder troost. Alleen, zonder God, zonder Zaligmaker, op weg naar de grote ontmoeting met God.
Dat is wat ons aangrijpt! Verdraag onze zwakheden. We zijn zondige mensen. We zijn niet zo als we moeten zijn en wensen te zijn. Maar er ligt een last op ons hart.
We zien u vaak in gedachten staan, net als deze jongens, voor Gods rechterstoel. Geweigerd, gelachen, gespot…, en daarna: veroordeeld, voor eeuwig weggedaan.
En we weten in ons hart, dat we na alle waarschuwingen die u hebt geweigerd, straks op dat oordeel dat over uw leven uitgesproken zal worden, ‘amen’ zullen zeggen. Niet omdat het moet, maar omdat het terecht is. Uw ondergang zal verschrikkelijk zijn, maar rechtvaardig. U hebt niet gewild dat Jezus Koning over u zou zijn. U hebt de weg geweten, maar hebt die niet willen bewandelen (Lukas 19:27).
Beken toch nu, vanmorgen/vanmiddag, wat tot uw vrede dient.

We zijn als Gods dienaars ook mensen, die deze aanblik, zoals bij Elisa, nauwelijks kunnen dragen en verdragen. De gedachte aan uw eeuwige ondergang, lieve vrienden, kost ons veel. Zo was het ook bij Elisa.
In vers 25 staat: En hij ging van daar naar de berg Karmel.
Hij lijkt de rust en de stilte van de eenzaamheid te zoeken om dit alles te verwerken.
Gun Gods dienaars, uw ambtsdragers, soms ook die rust de ze nodig hebben, om de zwaarte van hun opdracht te kunnen blijven dragen.

Maar vooral, tot slot, geliefde gemeente, laat van u(!) niet gezegd worden, wat uiteindelijk gezegd wordt aan het eind van het Kroniekenboek over het volk Israël, over het volk dat ook het teken van Gods verbond droeg:
En de HEERE, de God hunner vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning.
Maar zij spotten met de boden Gods en verachtten Zijn woorden, zij verleidden zichzelf tegen Zijn profeten, totdat… de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen helen aan was (2 Kronieken 36:15-16).
Want onze God is een verterend vuur.
Buigt u dan in het stof voor Hem Wiens Naam is: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.
Hij bewaart de weldadigheid aan vele duizenden. Hij vergeeft de ongerechtigheid en overtreding en zonde. Maar Hij houdt ook de schuldige geenszins onschuldig. Hij bezoekt de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen en aan de kleinkinderen in het derde en vierde geslacht (Exodus 34:6-8).
Buigt u dan in ’t stof, en verheft met lof,
‘t heilig Opperwezen, wilt Hem eeuwig vrezen.

Amen.

Slotzang Psalm 73:10:

Hoe worden zij, tot ieders schrik,
Vernield, als in een ogenblik,
Hoe moeten zij het leven enden!
Van angst verteerd in hun ellenden!
Hun weeld’ is als een droom vergaan.
O HEER, wanneer Gij op zult staan,
Zult Gij hun tonen, onverwacht,
Hoe Gij hun ijdel beeld veracht.

Links bij preek 2 Koningen 2:23-24 – Elisa, 2 beren en 42 kinderen

Bijbelboek: 2 Koningen
Thema:  Jongeren, Elisa
Kanttekeningen 2 Koningen 3

Thema: Oude Testament - Tag: 2 Koningen, Elisa, jongeren

Zoeken

Laatst geplaatst

  • Preek Psalm 147 – Roepen van jonge raven 6 December 2019
  • Preek Jesaja 45 – Wendt u naar Mij toe en wordt behouden 29 November 2019
  • Preek Jesaja 51 – Een zekere toekomst (oudejaarsavond) 28 November 2019
  • Preek 2 Petrus 3 – De wederkomst van de Zoon des mensen (oudjaar) 28 November 2019

Copyright Leespreken© 2019